Warning message

This page has not been translated! You can use Google Translate to see an online English translation of this page.

Microplastics als begrip bieden te weinig context om vermeende milieurisico’s te duiden

BEM-circle nr. 3 juni 2021

Bandenslijtage en infill, beide microplastics, dus beide schadelijk?

Een relatief nieuw begrip, waar je niet meer omheen kan: microplastics. Schadelijk, want een deel vervuilt onze zeeën. Microplastics komen voort uit zwerfafval, kleding, cosmetica, verfstoffen, maar ook uit autobanden, door bijvoorbeeld slijtage en uit kunststof korrels die als 'infill' op kunstgrasvelden worden gestrooid. Maar waarom worden dit eigenlijk 'microplastics' genoemd? 'Het brede begrip 'microplastics' biedt onvoldoende context om vermeende milieurisico's te duiden,' stelt Alex van Gelderen, beleidsadviseur technische dossiers van RecyBEM en advisor ELT management bij ETRMA.

Om bij het begin te starten: hoe kan het dat zowel slijtagedeeltjes van banden als rubbergranulaat op kunstgras 'microplastics' worden genoemd? Volgens het RIVM zijn microplastics kleine vaste kunststof deeltjes (kleiner dan 5 millimeter) die slecht oplosbaar zijn in water en niet afbreekbaar. Zowel de band- en wegdekslijtage als de granulaatkorrels voor kunstgrasvelden vallen onder deze definitie, omdat ze polymerisch materiaal (deels kunststofmateriaal) bevatten en kleiner zijn dan 5 mm. Banden zijn behalve uit rubber, deels natuurrubber en deels synthestisch rubber, opgebouwd uit metaal, vezels en andere noodzakelijke materialen die de structuur van de band versterken, zoals bijvoorbeeld carbon black (zwartsel) en silica (siliciumdioxide). Banden zijn hoogtechnologische producten waarin alle grondstoffen en toevoegingen samen in balans moeten zijn om de band de beste prestaties te geven, waaronder bovenal veiligheid en ook comfort, zuinig brandstofgebruik en weinig extern geluid.

Hoewel zowel bandenslijpsel als granulaatkorrels dus microplastics worden genoemd, gaat het om wezenlijk verschillende kleine deeltjes, qua grootte, vorm, samenstelling en ontstaan. Van Gelderen: "Behalve de overeenkomst dat beide kleine deeltjes afkomstig zijn van banden, verschilt granulaat dat gebruikt wordt als infill op kunstgrasvelden in alles van bandenslijpsel. Als we het onderscheid correct maken en niet alle kleine deeltjes over één kam scheren, kunnen we vermeende risico's goed in kaart brengen en passende maatregelen treffen om deze risico’s te beheersen en te reduceren”.

Allereerst rubbergranulaat op kunstgrasvelden. SBR-infill wordt sinds twintig jaar toegepast om kunstgrasvelden dezelfde sporttechnische eigenschappen te geven als grasvelden. Dit granulaat wordt gemaakt door voertuigbanden te recyclen. Het staal en textiel worden gescheiden van het rubber materiaal en vervolgens gegranuleerd. Om de bal goed te laten stuiteren is de korrelgrootte van SBR-infill 0.8 mm tot 2,5 mm. Rubbergranulaat op kunstgrasvelden bestaat dus eigenlijk uit korrels. Dit is van belang voor de beheersing van milieurisico's als gevolg van verspreiding. Onderzoek laat zien dat de korrels voornamelijk tot een afstand van anderhalve meter van de rand van het veld worden gevonden. Daarbij komt dat rubbergranulaat materiaal is waarvan bij diverse onderzoeken keer op keer is aangetoond dat de milieurisico's beheersbaar zijn. Van Gelderen benadrukt dan wel het belang van 'good housekeeping': "Correcte aanleg, goed onderhoud en  beheersmaatregelen kunnen de verspreiding van rubbergranulaat naar de omgeving van een kunstgrasveld bijna geheel voorkomen. En als korrels dan toch in kleine mate bijvoorbeeld in een sloot terecht komen, dan zinken ze daar aangezien het soortelijk gewicht van rubber - in tegenstelling tot kunststof - zwaarder is dan water. De korrels zullen dus niet meegevoerd kunnen worden en in zee terecht kunnen komen."

Deeltjes van band- en wegdekslijtage zijn daarentegen veel kleiner, ongeveer 70-100 micrometer. Dat is belangrijk als het gaat om impact voor mens en milieu. Waar rubbergranulaat ontstaat door recycling van banden, ontstaat bandenslijpsel als gevolg van slijtage van de band door wrijving op de weg. Die wrijving is echter nodig voor onze veiligheid, maar daarmee is slijtage van banden moeilijk tegen te gaan. Doordat band en wegdek samen slijten en doordat dit in nogal 'gewelddadige' processen (met veel wrijving) gebeurt, ontstaat er een composiet deeltje van deels band- en deels wegdekslijpsel in combinatie met organisch materiaal. Uit onderzoek van Deltares (een onafhankelijk instituut voor toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond) blijkt dat het verspreidingspotentieel van band- en wegdekslijtage gering is. Ongeveer twee procent van het materiaal dat ontstaat, kan getransporteerd worden naar de delta van een rivier. Ter vergelijking: ongeveer vijftig procent van de zanddeeltjes die in de rivier terecht komen bereikt ook het einde daarvan. Dat TRWP dat niet doet, is het gevolg van de dichtheid van 1,8 van de band- en wegdekdeeltjes, waardoor ze zinken in water.

"Ondanks dat het percentage bandenslijpsel dat aan het einde van de rivier gevonden wordt klein is, vinden we het in het kader van onze "Reduce"-missie belangrijk om slijtagedeeltjes in het milieu te verminderen. We willen schoon water. Uit onderzoek is gebleken dat met name ons rijgedrag van invloed is op de slijtage van band en wegdek. Snel optrekken, hard remmen, scherp een bocht aansnijden, onjuiste bandenspanning? Het is voor zestig procent verantwoordelijk voor de slijtage van banden", zegt Van Gelderen. "Ook het aandeel van bandenslijtage van fijnstof in de lucht is zeer beperkt. Onderzoek langs wegen over de hele wereld laat zien dat band- en wegdekslijtage heel weinig bijdraagt aan de hoeveelheid fijnstof dat in de lucht aanwezig is."

Dat zowel band- en wegdekslijtage als infill onder het containerbegrip microplastics val- len, betekent niet dat deze kleine deeltjes van banden per definitie schadelijk zijn voor het milieu. Het RIVM benadrukt ook dat hoewel microplastics op grote schaal voorkomen in het milieu, de risico's daarvan voor de mens en het ecosysteem grotendeels onbekend zijn. De impact van microplastics op mens en milieu moet in de context van het materiaal en het gebruik van dat materiaal gezien wor- den. Als de grootte, de vorm, de dichtheid en samenstelling verschillen, dan geldt dat ook voor de vermeende risico's en dus ook van de beheersmaatregelen. "Voor SBR-infill is onder andere door het RIVM aangetoond dat het milieurisico beheersbaar is. Met een relatief eenvoudige aanpak – door correcte aanleg van velden, passende beheersmaatregelen en 'good housekeeping' – is verspreiding voor het grootste deel te voorkomen."

Slijtage van banden is daarentegen nauwelijks te voorkomen, bij onze huidige mobiliteit en met de huidige state-of-the-art-tech- nologie van bandenontwerp en -productie. We hebben de wrijving waardoor dit ontstaat nodig om grip te houden op de weg. Ook hier hoeft echter niet direct sprake te zijn van een milieurisico. Van Gelderen besluit met een oproep om allemaal onze verantwoorde- lijkheid te nemen: "Met ons gedrag kunnen we de verspreiding van zowel SBR-infill als band- en wegdekslijtage voor een groot deel voorkomen. Volgens onderzoek is dat in het laatste geval namelijk voor zestig procent bepalend voor slijtage. Hoewel het effect minder groot is, werken producenten aan slijtvastere banden. Zij kunnen er daarnaast voor zorgen dat de deeltjes die toch in het milieu komen geen risico vormen. En meer onderzoek naar de impact van rubbergranulaat en bandenslijtage op mens en milieu geeft ons allen het inzicht dat we nodig hebben. Niet alleen voor de kennisvragen die nog bestaan. Maar ook voor het maken van beleid zodat we gezamenlijk de vermeende risico's die er nog zijn kunnen beheersen en reduceren. Dat geldt overigens niet alleen voor de kleine deeltjes van banden, maar voor alle materialen die vallen onder het brede begrip van microplastics."

 

"Het soortelijk gewicht van rubber compounds is 1,2 - 1,4. In het geval van TRWP komt daar het wegdek nog bij. Het soortelijk gewicht van zo'n deeltje is met 1,8 echt behoorlijk zwaarder dan water. Daarom haalt maar een klein deel het einde van de rivier in het onderzoek van Deltares"

Alex van Gelderen, Technisch adviseur RecyBEM