Het MOOIER-consortium is officieel nog 'in oprichting', de formaliteiten worden nog afgerond. In dit artikel spreekt Johan Godschalk, adviseur van onder meer CEYES, zich uit over zijn motieven om mee te doen en over zijn verwachtingen.
Door: Arjen van der Sar
Als er iemand hardgrondig voorstander is van het MOOIER-initiatief, dan is het Johan Godschalk. De reden: als adviseur (onder meer van CEYES in Venlo) en als ondernemer loopt hij al jaren aan tegen dezelfde barrières bij het vinden, doorontwikkelen en opschalen van technologie voor rubberrecycling. Godschalk: "Het wordt tijd dat we allemaal van ons eilandje af gaan komen en samen ontwikkelen."
Godschalk is bij CEYES met name betrokken als adviseur en financi-eel expert. Daarnaast is hij actief in verschillende eigen bedrijven op het gebied van (rubber)recycling, zoals Rubber Upcycling en CERU, de onderneming die de demonstratiefabriek van CEYES in Venlo heeft gebouwd. Dit is de nieuwe circulaire productie-HUB die rubber als het ware 'een derde leven' geeft. Infill van kunstgrasvelden (granulaat van afgedankte autobanden) wordt hier volgens een nieuw en innovatief persprocédé verwerkt tot interessante toepassingen waar internationaal belangstelling voor bestaat."Ik barst van de ideeën voor rubberrecycling, dat heb ik altijd al gehad. En ik ben altijd bezig met nieuwe en betere technologie, zo ben ik ook betrokken geraakt bij hogedruk-verwerking van rubber en enzymatische devulkanisatie. Bij elke mogelijke oplossing en technologie duiken weer nieuwe problemen en nieuwe vragen op. Er is zoveel te doen, zoveel te ontwikkelen en op te lossen!"
Aan kennis is op zich geen gebrek in Nederland, weet Godschalk, die over devulkanisatievraagstukken al geruime tijd contact heeft met wetenschappers van de universiteit van Twente en een drietal andere commerciële bedrijven. Maar voor alle technologieën, waarbij hoogwaardige hernieuwde toepassingen van gebruikt rubber ontstaan, is goede voorselec-tie of scheidingstechnologie onontbeerlijk.Daarom zijn ook de contacten met andere bedrijven in de rubberrecycling, zoals bijvoorbeeld met koplopers in de elektromagnetische verwerking, belangrijk. Veel partijen zijn goed bezig, maar wel ieder op z'n eigen eiland. Intussen blijven de ontwikkelingen hardnekkig op bepaalde punten hangen. Doorpakken en een grotere schaal bereiken is voor ieder voor zich heel lastig."
Is dat de reden dat u bent ingestapt in het MOOIER-consortium?Godschalk: "Ik mag mij zelfs tot de initiatief-nemers van MOOIER rekenen. We zijn door de verspreide en beperkte samenwerking tot nu toe geneigd te klein te denken. Misschien moeten we het veel groter zien. We weten dat er 45.000 ton rubber uit autobanden komt en zeker nog eens 20.000 ton uit andere rubber-producten. Het rubber moet en kan volgens ons voor een deel terug in autobanden. Maar we moeten ook denken aan devulkaniseren en nieuwe scheidingstechnologieën en compounds van rubber voor het produceren van hoogwaardige en meervoudig te hergebruiken industriële producten. Hoe dan ook: met MOOIER kunnen we met iedereen die in de rubber-upcycling actief is de koppen bij elkaar steken. Als we de kennis en ervaring bundelen, dan ontstaat een krachtig 'centre of excellence'."
Wat moet er gebeuren, wat is belangrijk?"Het 'centre of excellence' dat ik voor mij zie, kan ervoor zorgen dat we in Nederland op termijn 80 tot 90 procent van het rubber gaan hergebruiken. Dat kán! Daar staat tien jaar voor, maar er zijn ook tijdspaden waar sneller scoren mogelijk is, zowel in hergebruik in banden als in hoogwaardige industriële rubberproducten. De smeltkroes van kennis en ervaring van MOOIER moet ervoor zorgen dat we meters gaan maken. Als we door goede voorsortering en scheidingstechnologieën goeie input voor devulkanisatie en/of herbruikbaar rubber produceren, dan kunnen we het gebruik van virgin materiaal dat schaars is of wordt en duur is voorkomen of tenminste verminderen."
"Meters maken, bijvoorbeeld in wat CEYES onderneemt. Denk aan de dakpanelen voor groene daken. Denk ook aan de ontwikkeling van waterbuffering in bestrating, wat niet alleen water buffert maar ook de omgeving koelt en waarin hergebruik van rubber ook aan de orde is. We werken ook aan een groene verticale toepassing van rubber met energie-opwekking en opvang van Nox en fijnstof. Denk aan stalmatten in de agrarische sector. Devulkaniseren kan daar een rol in spelen, want die panelen moeten hard zijn."
Wat draagt u zelf bij aan de ontwikkelingstafel?"Het gaat wat mij betreft niet alleen om de fundamentele technologie, maar zeker ook om het ontwikkelen van toepassingen. Ik probeer voortdurend in toepassingen te denken. Wat is een goed eindproduct, hoe ga ik daar rubber in hergebruiken? Dat is mijn kracht, daar kan ik bijdragen, met mijn jaren van ervaring. Ik breng mijn verstand van machinebouw in en van welke technologie we het beste waar en hoe kunnen toepassen. Hoe we er voor kunnen zorgen dat de input consistent van hoge kwaliteit kan zijn, om aan de output iets voort te brengen waar producenten van toepassingen iets mee kunnen. Er is, kortom, veel werk te verzetten!"